Emiel Heijnen (lector kunsteducatie), dit stuk is voor jou. Je pleit in jouw column voor toetsbare resultaten in het kunstonderwijs: ‘Zet concrete stippen op de horizon die omschrijven wat leerlingen op een bepaald moment in de schoolloopbaan minimaal moeten weten en kunnen.’
Je maakt je zorgen over de beknoptheid en het globale karakter van de kerndoelen voor het PO:
- kerndoel 54: De leerlingen leren beelden, muziek, taal, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.
- kerndoel 55: De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.
- kerndoel 56: De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.
Ik ben het met je eens, de doelen zeggen weinig. Ik was opgelucht door je stuk. Je moet er wat mee bezig zijn geweest en dat lijkt het wel te zijn. Een doel als -pak hem beet- kerndoel 29: De leerlingen leren handig optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen voelt toch heel anders. Concreet, meetbaar. Uiteraard zijn er erg goede leraren die erg goede kunstlessen geven aan hun klas, maar deze kerndoelen maken het wel erg afhankelijk van de leraar hoe ver dat gaat.
Het gaat om het concept
Ik onderzoek en maak maakonderwijs. In veel maakprojecten gaat de aandacht primair uit naar de conceptontwikkeling: met gereedschappen als design thinking of de ontwerpcirkel werken kinderen vooral aan een idee. Terwijl dat niet de kern van de maakbeweging is: die gaat veel meer over hands-on ervaring opdoen met gereedschappen en materialen. Zonder de druk van een dwingend proces al makend op ideeën komen.
Het lukt niet
Wat ik leerde van leraren is dat veel leerlingen basisvaardigheden missen: ze kunnen niet goed snijden, zagen, knippen en vouwen. Ze missen vaardigheden, waardoor ze niet in staat zijn dat wat ze bedenken goed te produceren en dus te delen. Ik schreef daar al eens over. We lijken te geloven dat het doel (een creatief project) ervoor zorgt dat de vaardigheid geleerd wordt: Je wilt het, dus je kunt het. 100 vliegen in één klap. Maar zo eenvoudig is het helaas niet.
Drie strategiën
In mijn onderzoek naar maakonderwijs zag ik drie verschillende maak-strategiën:
- Er zijn leerlingen die werken als een kunstenaar: ze werken vanuit verwondering, dat wat ze zien leidt meteen tot creatieve ideeën.
- Er zijn leerlingen die werken als een ontwerper: met een goed gekaderde opdracht komen ze tot mooie dingen
- Er zijn leerlingen die werken als een ambachtsman (m/v): ze keren zich wat af van het creatieve en willen gewoon maken.
Afhankelijk van situatie en onderwerp, kiezen leerlingen een strategie. En het mooiste was: die is niet vast, maar kan steeds anders zijn. Dit zijn geen vaste patronen, maar hebben te maken met iemands bagage.
De ‘creatieve’ kinderen die we allemaal wel kennen, hebben soms/ vaak/ meestal gewoon meer ervaring of kennis. En dat zelfvertrouwen maakt ze vrij. Dat is geen talent, dat is mazzel hebben. Door erop te vertrouwen dat een leuke opdracht genoeg is, doen we de minder ervaren kinderen te kort.
Maar er is nog een belangrijke reden om aandacht te hebben voor vaardigheden.
Vaardigheden maken je creatiever
Grayson Perry schreef het mooi in zijn essay Playing to the Gallery: ‘It’s a great joy to learn a technique, because as soon as you learn it, you start thinking in it. When I learn a new technique my imaginary possibilities have expanded. Skills are really important to learn: the better you get at a skill, the more you have confidence and fluency.’
In het maken heb ik dat vertaald naar onze Bauhaus jr. aanpak: we koppelen het leren van van vaardigheden heel gericht aan kennis en creativiteit.
Veel van dit denken is samen met scholen ontstaan: zowel de Alan Turingschool in Amsterdam als de Pieter Brueghelschool in Arnhem pakken hun maakonderwijs min of meer zo aan. Zij geven het vaardigheden (als snijden met een scherp mes) aanleren nadrukkelijk aandacht in hun programma. (Ook hebben ze enorm bijgedragen aan ons denken, dat vind je terug in ons boek Maken in de klas.)
Zij werken bijvoorbeeld ook met onze poster met 50 tools:
Vaardigheden in het kunstonderwijs
Het werken met referentieniveau’s dat je noemt in je stuk klinkt mij geweldig in de oren. Er lijkt een zekere angst te zijn dat creativiteit bekneld raakt door het ‘verplicht’ maken van het aanleren van vaardigheden. Maar ik denk juist dat het bevrijdend werkt. Dat je al verzamelend steeds vaardiger wordt.
Het geeft zelfvertrouwen en creatieve kracht als je als leerling weet dat je een film kunt monteren of een idee goed kunt visualiseren. Maar ook dat je een stilleven kunt tekenen, of een kledingstuk kunt naaien. Dat je vaardigheden je in staat stellen jezelf creatief te uiten (kerndoel 54). Maar dan op hoog niveau.
Ambitie en realiteit
Het gaat er in mijn ogen over hoe ambitieus we willen zijn. En hoe realistisch we durven zijn. Want met het wensdenken dat nu soms zo domineert doen we (minder ervaren) leerlingen te kort. Vaardigheden zijn belangrijk. Jouw voorstel is in mijn ogen precies wat we nodig hebben. Uit het maken weet ik dat het werkt: een gereedschap of techniek leren vergroot de creatieve ruimte. Daar kan het kunstonderwijs van leren. En het mooiste: de stap van maakonderwijs naar kunst is zo gemaakt. Wij hoeven alleen maar samen een kop koffie te drinken.
Emiel, veel dank voor je stuk. Ik stuur je een uitnodiging voor die koffie en een exemplaar van mijn boek.