Enige tijd geleden vroeg ik jullie naar de waarde van mijn werk op het gebied van maakonderwijs. (Die vraag kwam eigenlijk van iemand die twijfelde aan die waarde omdat mijn werk niet heel wetenschappelijk is.) Ik vond het een goede vraag, en jullie antwoorden waren talrijk en interessant. En wat ik daarvan leerde staat in dit stuk.
- Oorspronkelijk blog met de vraag: Ben ik wel goed bezig?
- Reacties: tweet met alle reacties
Ga zo door!
Jullie waren wat geïrriteerd door de vraag. Als het werk dat je doet, niet onder één wetenschap valt in te delen, zou iemand het ‘niet wetenschappelijk’ kunnen noemen. Maar zoveel aspecten van de werkelijkheid kun je niet in 1 hokje proppen, zei Roeland Smeets.
Ook werd ik gewaarschuwd: er lijkt een zekere vrees te bestaan dat als je iets wetenschappelijk benadert, het kapot kan gaan. Er werden zelfs boze dingen gezegd over wetenschap.
Tegelijk zien jullie ook kansen, maar dan in samenwerking. Dus: ik moet niet wetenschappelijker gaan werken, maar kan wel samenwerken met wetenschappers. Iedereen vanuit haar/zijn eigen rol.
Die multidisciplinaire aanpak in het maakonderwijs vinden jullie verstandig en waardevol: de link tussen praktijk en theorie creëert waarde, maar die waarde zien vraagt een ruime, vakoverstijgende blik en opvatting.
Wat is maakonderwijs?
Ik heb voor mijn boek Maken in de klas met veel scholen en leraren gesproken. Belangrijke vraag daarin: wat is maakonderwijs? En -niet erg verrassend- de antwoorden waren per gesprek heel verschillend.
- Op de Alan Turingschool in Amsterdam is het maken een structureel onderdeel van het onderwijs. In de maakprojecten verdiepen leerlingen de kennis die ze in de lessen hebben opgedaan door de kennis toe te passen in een product. Maken is een vervolg van- en verdieping op het leren. Zo bouwen groepen 3, 4 en 5 Rome:
- De Pieter Brueghelschool in Arnhem ziet maken als afwisseling voor het cognitieve: ze willen kinderen een brede ervaring bieden. School is meer dan hoge scores. In projectweken werken ze aan opdrachten in een ontwerpproces. Door hun hele schoolcarrière heen leren leerlingen in korte blokken 50 verschillende gereedschappen gebruiken.
- Op CBS het Stadskwartier in Meppel gaat het maken over plezier. Leraar Jorrit Neele vindt dat ieder kind recht heeft op mooie herinneringen en daarvoor zet hij (o.a.) het maken in. Hij doet veel verschillende losse projecten zodat er voor alle kinderen iets bij zit. Hij kiest breed: alles van een uur tot wekenlang, wedstrijden of vrij werk, vanuit kunst, techniek of wetenschap.
De drie scholen gebruiken allemaal (incidenteel of regelmatig) de materialen die ik maak. En allemaal op een eigen manier; hun onderwijs lijkt niet op elkaar.
En dus: Het maakonderwijs bestaat niet. Maakonderwijs wordt door de leraren zelf ontwikkeld en gegeven. De autonomie van de leraar is de kern.
Meten is breken
Recent stond er een brief in de Trouw, geschreven door een leerling uit 6 VWO. Hij deed examen Nederlands en was verbijsterd: Het examen Nederlands toetst Citowetenschap en heeft niets te maken met taalvaardigheid. De schoonheid van taal is verbannen. Hij vertelt over signaalwoorden, alineaverbanden en argumentatiestructuren en hekelt het idee dat taal een exacte wetenschap moest worden.
In het maken bestaat datzelfde risico. Na jaren van experimenten en al dan niet succesvolle maakonderwijs-projecten weten we het: maakonderwijs heeft een zekere waarde en die willen we begrijpen. Maar misschien is die niet exact meetbaar, het is daarvoor te weinig uniform. Per-Ivar Kloen: Elke leerling kan iets anders uit een maakproces halen dat van waarde is. Dat kunnen we niet altijd van buitenaf bepalen. Het maken is een complexe ruimte waar de wetenschap minder vat op heeft dan de leraar. Hoe moet het dan?
Terug naar de leraar
Ik maak onderscheid tussen maken en maakonderwijs.
Maken gaat over houding en vaardigheden:
- De houding van de maker wordt goed omschreven door Dale Dougherty: Makers are enthusiasts who play with technology to learn about it. A new technology is an invitation to play, and makers regard this type of play to be highly satisfying. Het gaat dus om spelen: en het belang daarvan werd in 1938 al door Johan Huizinga beschreven: Het verwezenlijkt in een onvolmaakte wereld en het verwarde leven een tijdelijke, beperkte volmaaktheid. Mij vriend Per-Ivar Kloen noemt dit luwte.
- Maken gaat over vaardigheden. Hoe meer gereedschap en materialen je begrijpt en beheerst, hoe meer je kunt maken. Wij ondersteunen dat vaardigheden-stuk van maken met onze materialen.
De leraar maakt van het maken onderwijs.
- Maken is een activiteit, maar geen doel op zich. De leraar zet het maken in als middel om een (ander) doel te bereiken. Zij/hij ziet kansen en mogelijkheden haar leerlingen beter en meer uit te dagen en weet hoe dat het beste kan bij haar/zijn klas. Maakonderwijs is maatwerk. De drie schoolvoorbeelden laten dat zien.
Een methode voor maakonderwijs kan wat mij betreft dan ook niet bestaan. En het meten van maakonderwijs is vrij onmogelijk. Je kunt hooguit deelvragen onderzoeken. Het maken kunnen we dan wel weer (meetbaar) ondersteunen, bijvoorbeeld door maakvaardigheden op te nemen in de doelen, zoals ook Emiel Heijnen (lector kunsteducatie) onlangs bepleitte.
Onderwijs is geen hobby
In ons onderwijs zorgen we ervoor dat kinderen voldoende raken toegerust om daarna eigen keuzes te kunnen maken. Dat is een groot doel, waarbinnen domme experimenten geen plaats hebben. Leerlingen zijn geen proefkonijnen.
Bewijs voor een aanpak helpt dan. Gerald van Dijk zei het scherp: Er is overigens ook een risico als ‘onderwijskundigen’ zich er niet mee bezig houden, namelijk dat de kracht en de valkuilen ervan niet voldoende systematisch in kaart worden gebracht, het een lage status als hobbyisme krijgt en verdwijnt. Hij heeft natuurlijk gelijk.
Maar laten we oppassen te doen alsof de scholen in mijn voorbeelden (en andere scholen) hobbyisme bedrijven: zij hebben het maken goed en vanuit een heldere visie in hun onderwijs gebracht. Zij hebben van het maken onderwijs gemaakt.
Scholen en leraren zijn experts, dat is niet voorbehouden aan de wetenschap.
En juist in maakonderwijs is het belangrijk dat voor ogen te houden, omdat dat altijd maatwerk in de klas is.
Samen
Wat ik me door jullie reacties realiseerde is dat in het (denken over) maakonderwijs de ik niet bestaat. Alles wat ik schrijf komt voort uit ontmoetingen en experimenten waar andere mensen bij betrokken zijn. Het denken gaat niet over mijn denken, maar over ons denken.
En dat is waar we meer naartoe moeten. De Pieter Brueghelschool werkt nauw samen met de HAN en maakt veel gebruik van kennis en onderzoek. Zij leren samen en van elkaar. En Gerald werkt als onderzoeker samen met docenten en leerlingen in het VMBO. En zo moet het.
Expertise komt in veel gedaantes, laten we elkaar opzoeken en van elkaar leren.
De volgende stap is misschien daarin groter te denken: niet alleen onderzoekers en scholen die samenwerken, maar ook het betrekken van makers en ontwerp-denkers zoals ik (mail me!) en anderen. In een breed netwerk waarin iedereen geïnteresseerd is in de kennis van de ander, actief de verbinding zoekt en elkaar bevraagt. Niet hiërarchisch, dat bemoeilijkt het uitwisselen van kennis. Niet slechts zoekend naar het eigen gelijk, dat levert ook weinig op. Maar open. Theorie en praktijk hand in hand.
Laatste woord is aan Fifi Schwarz: Vergeet niet dat ‘wetenschap’ en ‘onderwijs’ geen neutrale begrippen zijn, die op zichzelf voor een bepaalde kwaliteit staan. Ze worden beoefend door mensen met verschillende deskundigheden, perspectieven. Daarom lijkt mij interdisciplinariteit zeer belangrijk.
Tot zover
Ik ben geen wetenschapper, en dat is prima. Maar ik wil het wel beter snappen. Ik hoop dat dat duidelijk wordt uit dit stuk. En hoewel ik niet viste naar complimenten (echt niet) met mijn vraag, kreeg ik er veel. Ik denk niet dat jullie kunnen overschatten hoe waardevol die voor me zijn. Dank daarvoor.